De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst gaat in op de vraag of een gezamenlijke aangifte voldoende is om het fiscaal partnerschap te beëindigen als een van de fiscale partners op medische gronden wordt opgenomen in een verpleeghuis.
Het gaat hier om een situatie waarin twee meerderjarige samenwonende belastingplichtigen met een notarieel samenlevingscontract op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP). Op een gegeven moment wordt een van beiden vanwege medische redenen in een verpleeghuis opgenomen en schrijft zich ook in op dat woonadres in de BRP. De beide belastingplichtigen geven daarna in de aangifte inkomstenbelasting aan dat zij geen fiscaal partner van elkaar meer zijn. De vraag is of het indienen van een aangifte inkomstenbelasting, waarbij wordt aangegeven dat men geen fiscaal partner is, kan worden gelijkgesteld met een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur zoals bedoeld in artikel 1.2, lid 5 Wet IB 2001 en artikel Sa, lid 7 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Volgens deze bepalingen eindigt het fiscaal partnerschap in de beschreven situatie pas als één van beiden door middel van een expliciete schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur laat weten dat zij niet langer als fiscaal partners willen worden aangemerkt. Er kan volgens de Kennisgroep niet worden afgeweken van het vereiste van een ‘schriftelijke kennisgeving’. Een aangifte inkomstenbelasting waarin is aangegeven dat geen sprake meer is van fiscaal partnerschap voldoet hier niet omdat het beëindigen van het fiscaal partnerschap ook voor andere belastingen en regelingen gevolgen kan hebben. Doordat een aangifte inkomstenbelasting pas na het belastingjaar wordt ingediend, kan er ook een ongewenste terugwerkende kracht optreden.
Bron: Belastingdienst, 15 november 2024, nr. 103:202:2024:33