De Eerste Kamer had een aantal vragen over de in het wetsvoorstel Wet wekelijk rendement box 3 opgenomen vastgoedbijtelling. Staatssecretaris Idsinga licht toe waarom eer is gekozen oor een forfaitaire vaststelling van de huurwaarde, en hoe die wordt ingevuld.
Onder de Wet werkelijk rendement box 3 moet het werkelijk vermogen rendement worden belast. Er is echter voor het rendement op een box 3-pand toch weer gekozen voor een forfaitaire vaststelling, omdat het voor zowel de belastingdienst als een belastingplichtige zeer lastig is om de economische huurwaarde te bepalen van een individueel (niet-verhuurd) pand. Deze vastgoedbijtelling moet zo veel mogelijk aansluiten bij de werkelijkheid, maar wordt relatief laag vastgesteld om benadeling van belastingplichtigen met laag renderend vastgoed te voorkomen. Het (netto) forfait is momenteel 2,65% gesteld, uitgaande van de huurwaarde die geldt voor de laagste tien procent van de vrije huurmarkt. Door een lage netto-vastgoedbijtelling te hanteren wordt voorkomen dat een grote groep belastingplichtigen meer belasting zou betalen dan past bij het door hen daadwerkelijk behaalde huurrendement. Hopelijk heeft de bijtelling hierdoor geen veranderingen in gedrag en huurprijzen tot gevolg. Om de netto-vastgoedbijtelling te laten aansluiten bij de werkelijkheid is besloten tot een periodieke herijking uitgaande van de actuele gegevens over de huurwaarde van woningen en de aan verhuur verbonden kosten. Het eerste herijkingsmoment zal samenvallen met de evaluatie van de We werkelijk rendement box 3 die vijf jaar na de inwerkingtreding plaatsvindt. Er is bij het vaststellen van de forfaitaire bijtelling gezocht naar een percentage waarbij het fiscaal niet interessanter is om vastgoed in box 3 voor niet-verhuur aan te houden, maar toch voldoende rekening kan worden gehouden met het werkelijk rendement van sommige belastingplichtige.
Bron: Ministerie van Financiën, 23 oktober 2024, n3. 2024-000471602