Hof: Er is geen sprake van een vof, als materieel geen sprake is van een samenwerkingsverband tussen ondernemers.
Een vrouw dreef een onderneming, bestaande uit het fokken van dressuurpaarden in de jaren 2000 tot en met 2005 in de vorm van een eenmanszaak. Vanaf 1 januari 2011 werd de onderneming, formeel gezien, in de vorm van een vof tussen de vrouw, haar dochter en schoonzoon gedreven. De vrouw bracht het vastgoed in, de schoonzoon de paarden en de dochter arbeid. In geschil was of de vrouw ter zake van de 2011 en 2012 een verlies uit onderneming kon nemen. Zowel Rechtbank als Hof waren van oordeel dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van een materieel samenwerkingsverband, waarin de dochter en de schoonzoon als ondernemers deelnamen. De vrouw gaf onvoldoende inzicht in de feitelijke samenwerking tussen haar, haar schoonzoon en haar dochter. Uit de vof -akte volgde dat de dochter niet meedeelde in winst en verlies. De schoonzoon bracht in een aantal opeenvolgende jaren 100% van het verlies van de vof in aftrek in afwijking van de vof -akte. Het dossier van de vrouw bevatte evenmin stukken waaruit bleek dat de vof in het economisch verkeer had opgetreden als een samenwerkingsverband. De vrouw wees vergeefs erop dat de schoonzoon en dochter bij haar waren ingetrokken in het woonhuis op het bedrijfsterrein en dat de vof was ingeschreven in het Handelsregister. De rechtsvorm van een vof zegt op zichzelf niets; bepalend is namelijk of de personen materieel samenwerkten en dat de vof deelnam aan het economisch verkeer. Het Hof concludeerde dat alleen de vrouw als ondernemer was aan te merken en rekende de gehele winst uit onderneming aan de vrouw toe.
Bron: Hof Den Bosch, 1juni 2022, ECLI:NL.GH5HE2022:1747