Hof Amsterdam: Als een ondernemer verklaart hoe hij bepaalde ritten in zijn achteraf opgestelde rittenregistratie had moeten opnemen, heeft deze registratie weinig bewijskracht.
Een ondernemer met accountantskantoor had een auto van de zaak en paste geen bijtelling toe vanwege privégebruik. Hij hield wel een rittenregistratie bij. De Belastingdienst kon deze rittenregistratie echter lastig beoordelen, omdat de ondernemer de post-its met kilometerstanden had weggegooid. De planning van zijn afspraken had hij evenmin bewaard. Vervolgens hield de Belastingdienst een derdenonderzoek bij de dealer van de auto. Daarbij merkte de inspecteur zo veel verschillen op, dat hij niet geloofde dat de ondernemer minder dan 500 privékilometers had gereden. Daarom corrigeerde hij de opgegeven winst met een bijtelling. De accountant ging daartegen in (hoger) beroep. In hoger beroep overlegde hij een nieuwe rittenregistratie. Hof Den Bosch stelt voorop dat de ondernemer overtuigend moet aantonen minder dan 500 privékilometers te hebben gereden. Aan een administratie die achteraf is opgesteld, komt minder bewijskracht toe dan aan een dagelijks bijgehouden kilometeradministratie. In deze zaak betwistte de inspecteur de tweede rittenregistratie op diverse onderdelen. Nu de accountant inging op de geconstateerde verschillen, verklaarde hij hoe hij de desbetreffende ritten in de nieuwe (tweede) rittenadministratie had moeten opnemen. Dit doet in de ogen van het Hof afbreuk aan de nieuwe (tweede) rittenadministratie en de daaraan toe te kennen bewijskracht. De accountant had daardoor niet aangetoond minder dan 500 privékilometers te hebben gereden. Volgens het Hof had de inspecteur de bijtelling terecht toegepast.
Bron: Hof Den Bosch. 12 juli 2023. ECLLNL:GHSHE:2023:2302