Rechtbank Zeeland-West-Brabant: Als iemand een lijfrente afsluit en de premies in aftrek brengt met de bedoeling om te sparen voor later, dan blijft het een lijfrente en is geen sprake van een spaartegoed.
In 1993 sloot een man een “spaarproduct” in de vorm van een lijfrente af om te sparen voor later. Op 31 december 2018 verzocht de man de Belastingdienst om een saldoverklaring. De Belastingdienst bevestigde in die saldoverklaring dat de man ter zake van deze “lijfrente” € 300 niet in aftrek had gebracht. In 2020 keerde de verzekeraar na afkoop van de lijfrente een kapitaal uit onder inhouding van loonheffing. De man gaf het inkomen uit de polis aan in zijn aangifte onder “pensioen, lijfrente of andere uitkering’. Na ontvangst van de definitieve aanslag IB 2020 maakte de man bezwaar, omdat hij nooit de intentie had gehad om een lijfrente af te sluiten: hij wilde alleen maar sparen. De rechtbank stelde vast dat de overeenkomst een lijfrente betrof waarbij de man premies had betaald die hij in 1999 ook in aftrek had gebracht. De rechtbank twijfelde niet aan de intenties van de man dat hij het kapitaal had gezien als spaarproduct. Op basis van de door de inspecteur overgelegde stukken was aannemelijk dat het ging om een lijfrente. Afgezien van de €300 aan niet-afgetrokken lijfrentepremie was verder niet aannemelijk geworden dat man meer lijfrentepremies niet had afgetrokken en dus nog meer recht op lijfrentepremieaftrek had. De oude aangiften een aanslagen konden door beide partijen niet worden overgelegd. De rechtbank wees het verzoek van de man daarom ook af.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 7 juni 2024, ECLI:NL:RBzWB:2024:3814