Rechtbank Den Haag: De weigering van de fiscus van een af waarderingsverlies op een onzakelijke lening betekent niet dat de afwaardering niet heeft plaatsgevonden en in een later jaar alsnog kan plaatsvinden.
Een bv hield via een stichting 50% van de certificaten in een holding. De holding behoorde tot een groep die een internationaal postorderbedrijf gespecialiseerd in bloembollen en planten exploiteerde. Eind 2017 waardeerde de bv een achtergestelde lening van € 2 miljoen aan de holding af. De inspecteur accepteerde de afwaardering van de achtergestelde lening als zodanig, maar hij stelde ook dat de achtergestelde lening een onzakelijke lening was. De lening lag dus in de kapitaalsfeer, zodat het afwaarderingsverlies op de vordering niet fiscaal aftrekbaar was. De bv ging in bezwaar tegen de weigering van de aftrek. Na afwijzing van het bezwaarschrift zag de bv af van het instellen van beroep. De bv probeerde wel voor 2018, het jaar waarin de holding failliet ging, alsnog een afwaarderingsverlies met betrekking tot de lening af te trekken. Zowel de Belastingdienst als Rechtbank Den Haag menen dat dit niet mogelijk is. De lening was immers al in 2017 afgewaardeerd waarbij de Belastingdienst deze afwaardering ook had gevolgd. Dat de inspecteur vervolgens de aftrek van het afwaarderingsverlies weigerde, deed niets af aan het feit dat de afwaardering in 2017 had plaatsgevonden. Nogmaals afwaarderen in 2018 was dus niet meer mogelijk. De rechtbank verklaarde daarom het beroep van de bv ongegrond.
Bron: Rechtbank Den Haag, 23 mei 2024. ECLLML’RBDHA:2024:7943