Rechtbank Gelderland: Er is ten onrechte een herinvesteringsreserve gevormd bij de vervreemding van het pand. De ondernemer had niet aannemelijk gemaakt dat er op dat moment sprake was van een voornemen tot herinvestering in een nieuw pand.
Het ging hier om een vennootschap die in 2018 de volledige boekwinst op een verkocht pand in een herinvesteringsreserve (HIR) inbracht. Na drie jaar viel de HIR belast vrij door het verstrijken van de herinvesteringstermijn. De inspecteur stelde dat de vennootschap in 2018 helemaal geen HIR had mogen vormen omdat er een herinvesteringsvoornemen ontbrak. Hij verhoogde alsnog de winst over 2018 met de boekwinst van € 290.000. Rechtbank Gelderland volgde de inspecteur en oordeelde dat de winst over 2018 terecht was verhoogd. De vennootschap concludeerde uit een arrest van de Hoge Raad ten onrechte dat een concreet herinvesteringsvoomemen niet nodig was. Een ondernemer moest wel degelijk aannemelijk maken dat er in het jaar van verkoop een voornemen tot vervanging bestond. Er moest een objectief herinvesteringsvoornemen bestaan, dat kon worden onderbouwd met stukken, zoals contact met een makelaar of mogelijke aanbieders van een vervangend pand. Het was niet voldoende dat de directie opdracht had gegeven tot het vinden van een vervangend pand. De vennootschap stelde dat er contact was geweest met derden over een nieuw pand, maar kon hiervan geen schriftelijk bewijs overleggen. Er kon ook niet worden aangetoond dat zij contact had met een makelaar en er was geen schriftelijk bewijs dat er biedingen namens haar waren gedaan. De rechtbank achtte het onwaarschijnlijk dat dergelijke zaken helemaal niet zouden zijn vastgelegd in de administratie van de vennootschap.
Bron: Rechtbank Gelderland. 1 april 2025, ECLI:NL;RBGEL:2025 2509