Bij verhuur van een onderneming is sprake van medegerechtigdheid. Geruisloze inbreng van een verhuurde onderneming in een bv is toegestaan als de medegerechtigdheid de rechtstreekse voortzetting vormt van de gerechtigdheid als ondernemer.
Sinds 1997 had een man een eenmanszaak, die zich bezighield met de verkoop van motorbrandstoffen en shop-artikelen. Ook exploiteerde de man een carwash en verhuurde hij één caravan. Op 12 juli 2010 sloot de man met een derde een huurovereenkomst ter zake van de onderneming. Daarbij kwam de man overeen dat de verhuur van de onderneming maximaal 15 jaar zou duren, dus tot 14 juli 2025. De man deed op 18 april 2018 een verzoek geruisloze inbreng in een bv, maar de inspecteur stond dat niet toe. In geschil. bij Hof Amsterdam is of de inspecteur terecht de geruisloze inbreng van de verhuurde onderneming in een bv had geweigerd. Het hof oordeelt dat vanaf verhuur van de onderneming de man winst uit onderneming bleef genieten, namelijk als medegerechtigde Relevant daarvoor is dat de verhuur van de onderneming maximaal 13 jaar was. Na die 15 jaar vielen de in de onderneming aanwezige stille reserves en goodwill weer aan de man toe. Hij bleef dus belang houden bij de waardeontwikkeling van de onderneming. Met inachtneming van het feit dat de man tot de verhuur van de onderneming, de onderneming zelf had gedreven, was deze medegerechtigdheid de rechtstreekse voortzetting van de gerechtigdheid als ondernemer. De wetgever heeft er uitdrukkelijk voor gekozen dat ook medegerechtigden, zoals de man, gebruik kunnen maken van geruisloze inbreng. Wel moet dan de medegerechtigdheid de rechtstreekse voortzetting zijn van de gerechtigdheid als ondernemer.
Bron Gerechtshof Amsterdam, 23 augustus 2022. Ecu:NL:GHAMs:2022:3203