Hof Amsterdam: Op basis van de criteria uit het Deliveroo-arrest waren krantendepothouders van Mediahuis op basis van arbeidsovereenkomst werkzaam.
In 2019 besloot Mediahuis zelf tot distributie van middagkrant NRC over te gaan. Veel depothouders waren vervolgens een (nieuwe) overeenkomst van opdracht aangegaan met Mediahuis. In 2021 besloten Mediahuis en DPG hun kranten Parool en NRC tegelijkertijd in de ochtend met de andere kranten te bezorgen. Door het vervallen van de middagbezorging had Mediahuis overeenkomsten met depothouders opgezegd. Bij Hof Amsterdam verzochten de depothouders een verklaring voor recht, dat de overeenkomsten tussen Mediahuis en de depothouders arbeidsovereenkomsten waren. Het Hof stelde vast dat: de opdrachtovereenkomst door Mediahuis was opgesteld en er niet was over onderhandeld, de depothouders langdurig en tegen een laag tarief rond het minimumloon eenvoudige werkzaamheden verrichtten, deze werkzaamheden echter essentieel voor Mediahuis waren en de kerntaken van Mediahuis raakten, de depothouders in de praktijk weinig vrijheid kregen noch voor de werktijden noch voor de werkwijze, in theorie de depothouders verantwoordelijk waren voor verschillende hulppersonen. maar Mediahuis in vergaande mate invloed uitoefende op de werkwijze van de depothouders, de depothouders zich formeel konden laten vervangen, maar in de praktijk dit niet mogelijk was vanwege de wijze waarop de processen van Mediahuis waren ingericht, de depothouders geen andere opdrachtgevers hadden en nagenoeg geen financieel risico liepen. Zodoende was van echt ondernemerschap dan ook geen sprake. Het Hof oordeelde dan ook dat Mediahuis en de depothouders feitelijk arbeidsovereenkomsten waren aangegaan. Omdat deze arbeidsovereenkomsten op onrechtmatige wijze waren beëindigd, moest Mediahuis aan de depothouders diverse vergoedingen betalen.
Bron: Hof Amsterdam, 9 Januari 2024, ECLI:NLGHAMS 2024:5