Nieuws

Niet aangeven buitenlandse rekeningen: matiging boetes

Rechtbank Den Haag is van oordeel dat vergrijpboetes terecht waren opgelegd aan een man voor het niet aangeven van buitenlandse bankrekeningen. De rechtbank matigde de boetes vanwege overschrijding van de redelijke termijn, maar wees het beroep tegen de (navorderings)aanslagen en rentebeschikkingen af, behalve voor 2018.

Rechtbank Den Haag oordeelde op 10 september 2024 over de opgelegde vergrijpboetes en navorderingsaanslagen aan een man (eiser). De man had buitenlandse bankrekeningen in Duitsland en de Verenigde Staten, die niet correct waren opgegeven in zijn belastingaangiften voor de jaren 2010, 2011, 2014, 2015, 2017 en 2018. Na een onderzoek door de belastingdienst werd hem vergrijpboetes opgelegd wegens opzet, omdat hij wist dat zijn aangiftes onjuist waren, al betwiste hij de opzet. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien eiser zich bewust was van de kans op een te lage belastingheffing door het niet aangeven van zijn buitenlandse bezittingen. De opgelegde boetes werden niet vernietigd, maar wel gematigd met 10 % vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor het afhandelen van het bezwaar, die meer dan twee jaar en zes maanden duurde. De man had in zijn bezwaar aangegeven dat de overschrijding van de termijn de boetes ongeldig zou maken, maar de rechtbank wees dit af. De boetes werden voor de jaren 2010, 2011, 2014, 2015, 2016 en 2018 verlaagd tot een bedrag dat rekening hield met de vertraging. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de navorderingsaanslagen voor de jaren 2010 t/m 2016 en 2019 ongegrond, behalve voor 2018. De boetebeschikking werden verminderd en de griffierechten werden aan eiser vergoed.

Bron: Rechtbank Den Haag, 10 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:22010

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp
Email