Hoge Raad: In het kader van een echtscheiding kunnen echtgenoten overeenkomen dat geen recht op partneralimentatie bestaat, maar een dergelijk nihilbeding afgesloten vóór het huwelijk (prenup) is volgens het BW nietig.
Een man en een vrouw hadden vóór hun huwelijk reeds huwelijkse voorwaarden opgesteld, waarbij zij een nihilbeding waren overeengekomen (prenup). Dit beding hield in dat er geen plicht tot betaling van partneralimentatie kon ontstaan. Ook na het beëindigen van hun huwelijk kon geen recht op partneralimentatie ontstaan. Echter, tegen de tijd dat het huwelijk eindigde in een echtscheiding wilde de vrouw alsnog partneralimentatie. De man deed daarop een beroep op het nihilbeding in de huwelijkse voorwaarden. Rechtbank Rotterdam oordeelde dat het nihilbeding nietig was. In hoger beroep vernietigde Hof Den Haag de uitspraak van de rechtbank en wees het alimentatieverzoek van de vrouw af vanwege onvoldoende draagkracht bij de man. Ook het hof echter oordeelde dat een nihilbeding nietig is als het is aangegaan vóór het huwelijk. In het belang der wet werd cassatie ingesteld tegen de hofuitspraak. De Hoge Raad gaat in op Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Hierin wordt bepaald dat echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding een overeenkomst kunnen sluiten met betrekking tot de partneralimentatie. Daarbij kunnen zij overeenkomen dat geen recht op partneralimentatie bestaat. Een dergelijk nihilbeding kan echter niet worden gesloten vóór het huwelijk en is dus nietig. Dit is vaste rechtspraak van de Hoge Raad.
Bron: Hoge Raad. 25 november 2022. EcLINL:HR:2022:1724