Nieuws

Vermogen van stichting behoorde tot nalatenschap inbrenger

Hoge Raad: Het vermogen van een stichting kan als een afgezonderd particulier vermogen worden aangemerkt als dit onder ongebruikelijke voorwaarden is ingebracht. Daarmee valt dit vermogen in de nalatenschap van de inbrenger.

Een man was enig erfgenaam van zijn overleden moeder. De moeder was betrokken bij de verwerving van vier panden door een stichting, waarvan zij beiden bestuurders waren. Eén pand was haar eigendom en was in feite om niet ingebracht. De stichting verwierf twee andere panden onder maatschappelijk ongebruikelijke voorwaarden van de moeder, omdat zij feitelijk borg stond voor de hypotheekleningen. Het vierde pand kocht de stichting zelf, maar ook hier stond de moeder feitelijk borg. De inspecteur legde een aanslag erfbelasting op aan de zoon voor de vier panden van de stichting en stelde dat sprake was van een afgezonderd particulier vermogen (APV), dat moest worden aangemerkt als vermogen van de moeder. Hof Den Haag volgde de inspecteur, omdat het stichtingsvermogen kon worden aangemerkt als een APV en dus tot de nalatenschap van de moeder behoorde. De panden waren onder ongebruikelijke voorwaarden verworven. Verder hield de stichting zich feitelijk alleen bezig met verhuur in plaats van haar maatschappelijke doel. Het vermogen werd ook door de moeder gebruikt voor haar eigen belang (een meer dan bijkomstig particulier belang). De zoon maakte niet aannemelijk dat hij geen begunstigde in de zin van de APV-regeling was. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het Hof. De zoon had niet aangevoerd dat een deel van het vermogen van de stichting aan hem moest worden toegerekend, en dus niet erfrechtelijk was verkregen.

Bron: Hoge Raad, 1 december 2023. ECLI.NL:HR:2023:1664

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp
Email