Rechtbank Zeeland-West-Brabant: Indien na het overlijden van een vennoot zijn medevennoot/ erfgenaam het bedrijf voortzet zonder dat de activiteiten wezenlijk veranderen, dan is doorschuiving bij overlijden gevolgd door geruisloze inbreng in een bv mogelijk.
Sinds 1965 exploiteerde een vrouw met haar drie broers een gemengd agrarisch bedrijf. In 1971 traden twee broers uit de maatschap. Daarop zette de vrouw en één broer het bedrijf voort in de vorm van een vof. Sinds 2013 bestonden de activiteiten alleen uit een akkerbouwbedrijf. De broer verrichtte werkzaamheden op het land. De vrouw hield zich in het bedrijf bezig met overleg, planning, prijsberekeningen, de administratie en verschillende ondernemersbeslissingen. In de jaren 2013 tot en met 2016 realiseerde het bedrijf positieve resultaten. De broer overleed op 26 februari 2016 waarna de vrouw het firma-aandeel van haar broer erfde. De vrouw deed een beroep op de doorschuif regeling bij overlijden en zette de onderneming voort als eenmanszaak om deze later in 2016 geruisloos in te brengen in een bv. De inspecteur weigerde de geruisloze doorschuiving en inbreng, omdat na het overlijden van de broer geen sprake meer zou zijn van een onderneming. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt voorop dat voor het bestaan van een onderneming niet relevant is wie exact welke werkzaamheden binnen het bedrijf hebben verricht, maar of in het geheel bezien arbeid van voldoende omvang is verricht. Volgens de rechtbank zijn de bedrijfsactiviteiten na het overlijden van de broer niet wezenlijk veranderd, waardoor de vrouw nog steeds ondernemersrisico liep. Daarom is zij onderneemster gebleven. De inspecteur heeft daarom de toepassing van de faciliteiten ten onrechte geweigerd.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28 april 2023, EcLINL:RBZWB:2023:3077 en
ECLI:NL:RBZWB:20233079